Oscar Henricus VAN DE VOORDE, architect.
Geboren in Gent op 19 november 1871 en er overleden op 11 juni 1938. Zoon van Jacobus Theodorus, kamslager (1839-1916) en van Leonia Gobert, mutsenmaakster (1846-1931).Tweede kind uit een gezin van vijf. Hij bleef ongehuwd.
Van de Voorde ging naar de Rijksmiddelbare school en daarna naar het Koninklijk Atheneum in Gent. Hij liep Conservatorium (viool en piano) en was een actief roeier in de Club nautique de Gand. Net geen 16 jaar oud, schreef hij zich in 1887 in aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent, voor het vak Antiek Hoofd. Hij deed zijn jaar over en in 1889 liet hij zich inschrijven voor de cursus bouwkunde, een richting waarin hij elk jaar schitterende resultaten zou behalen. In 1894 eindigde hij als eerste in de zesjaarlijkse grote prijskamp in de bouwkunde, waardoor hij zijn diploma van bouwkundige verwierf en gedurende drie opeenvolgende jaren reisbeurzen kreeg van het stadsbestuur, het provinciebestuur en de administratie van Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij reisde door Frankrijk, Italië, Duitsland, Engeland en naar Wenen, waar hij in contact kwam met de werken van Otto Wagner, de stichter van de Wiener Secession. In zijn latere werken zal hij de Weense stijl weten te assimileren en persoonlijk te interpreteren, zodat hij in de toenmalige literatuur door talrijke gerenommeerde kunstcritici in één adem werd vernoemd met Victor Horta en Henry van de Velde.
In november 1898 werd Van de Voorde benoemd tot leraar bouwkunde in het eerste jaar aan de academie in Gent. In 1904 werd hij de eerste titularis van de cursus "Bouwkunde toegepast aan de versieringskunst" waarin de studenten de integratie van de toegepaste kunsten in de architectuur aangeleerd kregen. Hij werkte intens mee aan de reorganisatie van de opleiding in de bouwkunst en werd in 1911 de titularis van het zevende jaar, het afstudeerjaar.
Toen Jean Delvin in 1913 met pensioen ging als directeur van de Koninklijke Academie en eerst nog een jaartje waarnemend directeur en daarna inspecteur van de academie werd, kreeg Van de Voorde de opdracht hem in die taken bij te staan. Pas na het definitieve vertrek van Delvin in 1920, werd v.d.V. officieel aangesteld als ad-interimdirecteur en in 1922 benoemd tot directeur, wat hij tot aan zijn op pensioen stelling in 1935 is gebleven, zonder evenwel zijn lesopdrachten op te geven. Als directeur voerde hij hervormingen door die model hebben gestaan voor het kunstonderwijs in het algemeen, en hij voerde het niveau van de academie op naar een hoog peil. Hij is steeds de pleitbezorger gebleven van de "eenheid" der kunsten, het samengaan van de toegepaste en schone kunsten en de bouwkunst.
Van de Voorde stichtte in 1895 samen met enkele vrienden de kunstkring Kunst en Kennis voor leerlingen en oud-leerlingen van de academie. Hij bleef er gedurende veertig jaar de stuwende voorzitter van. De kunstkring ontplooide een groot aantal activiteiten : wedstrijden, tentoonstellingen, studiereizen, lezingen, "primusfeesten".
Hij was bestuurslid van de Gentse afdeling van de Société Centrale d'Architecture de Belgique (S.C.A.B.), van de Vereniging van Bouwmeesters van Oost-Vlaanderen, van de Provinciale Syndicale Kamer van Nijverheidskunsten, van de Vereniging van Nijverheids- en Versieringskunst, van de commissie van de Gentse gevangenis, van de commissie van het Oudheidkundig Museum van Gent, van de commissie van het Museum voor Schone Kunsten in Gent, lid van het Comité van briefwisselende leden van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, van de Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten van Gent, van de beheerscommissie van het Museum van Nijverheids- en Decoratieve Kunsten, voorzitter van de afdeling Plastische Kunsten van de Cercle Artistique et Littéraire de Gand en lid van de Brusselse kunstgroep L'Art Monumental.
Hij nam deel aan talrijke internationale tentoonstellingen : 1897 Brussel, 1899 Gent, 1902 Turijn, 1906 Milaan, 1910 Brussel, 1911 Parijs, 1913 Gent, 1925 Parijs.
Zijn oeuvre is gevarieerd. Het oudst bekende werk van v.d.V. is het interieur van restaurant Cambrinus in de Vlaanderenstraat in Gent, in 1897 ontworpen in art-nouveaustijl. In dezelfde stijl realiseerde hij in 1901 de puien van de herberg The Excelsior Wines op de hoek van de Kouter en de Schouwburgstraat. Ook in zijn wedstrijdinzendingen voor huizen in de omgeving van het nieuw te bouwen gemeentehuis van Sint-Gillis bij Brussel, daterend van 1899 komen die zweepslaglijnen voor.
Op verscheidene tentoonstellingen in binnen- en buitenland toonde hij ook meubels waarmee hij eerste prijzen verwierf. Dat was het geval op de tentoonstelling van Kunst en Kennis van 1901 in Gent, op de Exposition Internationale des Arts Décoratifs Modernes van 1902 in Turijn, op de Wereldtentoonstelling van 1906 in Milaan, op de internationale tentoonstelling van moderne religieuze kunst van 1912 in Brussel, op de Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes van 1925 in Parijs.
In 1902 restaureerde hij een 15de-eeuws pand in de Hoogpoort in Gent, het huis Samsoen, waarin de socialistische Volksdrukkerij was gevestigd.
Ook vanuit de industriële sector kreeg hij opdrachten. In 1907 ontwierp hij het fabrieksgebouw, de conciërgewoning en de kantoren van de vlasspinnerij L'Union Linière aan de Groendreef in Gent, en in 1909 de magazijnen ertegenover. In 1914 bouwde hij een katoenmagazijn voor de Agence Maritime Minne aan de Port Arthurlaan, en in 1922 het kantoorgebouw voor de naamloze maatschappij Force, Eclairage et Docks de Gand, een cokesgasfabriek in het Gentse havengebied. Steeds leefde hij zich terdege in de functie van zijn gebouwen in, wat enerzijds resulteerde in een functionele architectuur voor de bedrijfsgebouwen en anderzijds in een meer representatieve, met aan het Franse classicisme ontleende stijlmotieven, voor de kantoorgebouwen.
Eveneens met reminiscenties aan de Lodewijk XVI-stijl is het gebouw op de hoek van de Universiteitsstraat en de Kouterdreef in Gent, dat hij in 1909 ontwierp voor de Bank van Vlaanderen. Hetzelfde allure hebben het Carelshof in Sint-Amandsberg (1911), het kasteel Blekkevyver in Aalter (beginjaren '20) en het Parc Residence aan de Krijgslaan (1925), één van de eerste appartementsgebouwen van Gent. De Belgische Bank van de Arbeid, op de hoek van de Voldersstraat, de Kalandenberg en de Paddenhoek, in 1920 uitgetekend, straalt alweer degelijkheid en vertrouwen uit, met een gevel die volledig bekleed is met Euvillesteen. Het horizontale volume wordt geritmeerd door vlakke bossages, balkons met siervazen, Ionische kolossale halfzuilen, bas-reliëfs en beeldengroepen die het thema van de arbeid illustreren en van de hand zijn van de Gentse beeldhouwer Geo Verbanck. Het interieur met zijn eigentijdse materialen, zoals stalen liggers, glastegels, smeedijzer en verschillende marmersoorten, en vormgevingen, leunt sterk aan bij de Postsparkassa (1904-1906) van Otto Wagner in Wenen.
Heel anders van stijl is het Institut Moderne pour Malades van 1909, aan de Koningin Fabiolalaan, het eerste vrijzinnig ziekenhuis in Gent. Bij het gebouw van vier traveeën en twee bouwlagen, met een glad parement van gele baksteen en ruime vensters, doet niets denken aan historische stijlen. Dat was evenmin het geval met het postgebouw aan de Franklin Rooseveltlaan, aan de rand van het pas aangelegde Koning Albertpark, dat hij in 1930 ontwierp samen met architect Valentin Vaerwyck.
Van 1919 tot aan zijn dood was hij de architect van de Gentse Maatschappij voor Goedkope Woningen. In die hoedanigheid ontwierp hij talrijke sociale woningen, hetzij als tuinwijk, hetzij als meergezinswoning : 1921, 1932 en 1938 Brugsesteenweg (voor 414 gezinnen), 1922, 1930 Sint-Bernadettestraat (voor 191 gezinnen), 1924 Zwijnaardsesteenweg (voor 241 gezinnen), 1928 Violierstraat-Zonnebloemstraat (voor 64 gezinnen), 1930 Zebrastraat (20 appartementen), 1933 Roggestraat (flatgebouw), 1933 Mimosawijk (voor 239 gezinnen). Ook voor andere huisvestingsmaatschappijen bouwde hij tuinwijken : 1922 Tuinwijk Ter Heide in Gentbrugge (105 woningen), 1922 Bellevuestraat e.a. in Ledeberg, 1924-1927 Goudenregenstraat-Hofmeierstraat in Gent.
Aan de Kortrijksesteenweg bouwde hij een rusthuis, Residentie Avondsterre. Op de borstweringen van de vensters bracht hij een eenvoudige versiering aan in de vorm van een ruitvormig baksteenmotief, dat ook steeds bij zijn sociale woningen voorkomt.
Een exhaustieve opsomming maken van Van de Voordes werken blijkt niet mogelijk. Zo heeft hij, volgens eigen zeggen, ook de filialen van de Bank van Vlaanderen in Deinze, Eeklo, Ledeberg en Sint-Amandsberg gebouwd en zouden er nog werken van hem uitgevoerd zijn in Frankrijk en in Winnipeg in Noord-Amerika. Hij heeft eveneens gebouwen ontworpen voor de trammaatschappijen in Gent, Caïro in Egypte en Wü-Chang in China, die in het begin van de 20ste eeuw, onder impuls van Koning Leopold II, door baron Edouard Empain werden aangelegd.
Oscar Van de Voorde is vooral gekend gebleven als hoofdarchitect van de Wereldtentoonstelling van 1913 in Gent, een functie waarin hij reeds op 1 maart 1909 werd aangesteld. Hij tekende de indeling van het terrein, bepaalde de plaats van de verschillende afdelingen en paviljoenen en hij ontwierp zelf de belangrijkste gebouwen. Vooral in de gebouwen voor de erelaan was heel duidelijk de invloed van de Weense architectuur van Otto Wagner te zien. De dienstgebouwen daarentegen sloten stilistisch aan bij de cottage die hij op de Wereldtentoonstelling van 1910 in Brussel had gebouwd en die door zijn functionalisme vandaag nog als "modern" zou worden bestempeld. Voor Perzië, Italië, Nederland en Spanje ontwierp hij paviljoenen in stijlen die specifiek waren voor die landen.
Voor de aanleg en voor de gebouwen die hij had ontworpen, ontving v.d.V. in de pers en in de vaktijdschriften alle lof. Hij was er namelijk in geslaagd een geheel te creëren in een stijl die tot dan toe in onze streken nog ongekend was en die aan de World's Fair een feestelijk karakter gaf en bij de bezoekers vertrouwen in het management van de hele onderneming inboezemde.
Het overzicht van zijn architecturaal oeuvre toont aan dat hij een gedegen kennis bezat van de historische stijlen; daarvan getuigen onder meer zijn restauratie van De Samsoen in Gent, zijn paviljoen van de Stad Gent op de Wereldtentoonstelling van 1910 in Brussel en zijn landenpaviljoenen op die van 1913 in Gent. Hij ontwierp ook modernistische gebouwen zoals zijn cottage in 1910 en de dienstgebouwen van de Wereldtentoonstelling van 1913. In zijn meer prestigieuze werken, zijn bankgebouwen, kastelen en landhuizen, ontwikkelde hij een stijl die nauw aansloot bij die van Otto Wagner uit Wenen. Hij bouwde industriële complexen en talrijke woonwijken in het kader van de huisvestingspolitiek. Voor al die verschillende soorten werken oogstte hij lofbetuigingen.
Van Oscar Van de Voorde wordt een portretschilderij van de hand van V.F. De Budt bewaard in de Hogeschool Gent, campus Bijloke. Een bronzen plaket van de hand van Henri Thiery, met de beeltenis van v.d.V., werd in 1935 in de hal van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent aangebracht.
Bronnen en literatuur:
- AMSAB, Archief Belgische Bank van de Arbeid; - RIJKSARCHIEF BEVEREN, Archief Provinciebestuur Oost-Vlaanderen; - STADSARCHIEF GENT, bouwaanvragen; Archief P. Kluyskens; Archief Koninklijke Academie voor Schone Kunsten; Archief Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten van Gent; Fonds Oscar Van de Voorde; - STAD GENT, Archief dienst Bevolking; - UNIVERSITEIT GENT, Fonds Vliegende Bladen; Handschrift III 16; - AN., Un Bruxellois par jour. Oscar Van de Voorde, in : Le Petit bleu , 13.08.1896; - FIERENS-GEVAERT, L'Exposition de Gand, in : Gazette des Beaux-arts , jg. 55, dl . II, Parijs, 1913, 247-256; - FIERENS-GEVAERT, L'Exposition de Gand, in : Journal de Bruxelles , 16.06.1913; - FIERENS-GEVAERT, L'Architecture à L'Exposition de Gand, in : Art & Technique , jg. 1, nr. 9, dec. 1913, 133-139; - Banque de Flandre à Gand, notice historique, 1841-1913 , Gent, 1913, 32-33; - Gand-Exposition, organe officiel de l'Exposition Universelle et Internationale de Gand en 1913 , Gent, 1911-1913; - G. DREZE, Le Livre d'Or de l'Exposition Universelle et Internationale de Gand en 1913 , Gent, 1913; - J. CALUWAERS, Banque belge du Travail à Gand et château à Aeltre-Sainte-Marie, in : L'Emulation , jg. 44, nr. 2, 1924, 25-32; - E. DE VRIENDT, Aanteekeningen : bestuurders : Oscar-Hendrik Van de Voorde, in : Gazette van Gent en der beide Vlaanderen , 17 en 24.07.1925; - F. DE SMET, L'Académie royale des Beaux-Arts de la ville de Gand. 175e anniversaire de sa fondation et exposition jubilaire juillet-aôut 1926 , Gent, s.a. [1926]; - F. DE SMET, Voorwoord, in : Kunst en Kennis Gent, Jubeluitgave bij het dertigjarig bestaan van den kring , Gent, 1927, 20-21; - M. BAERTSOEN, Gentsche Maatschappij voor Goedkoope Woningen. Historisch overzicht , Gent, 1929; - R. DE MOOR, Koninklijke Academie voor Schoone Kunsten Gent. De bestuurders 1751-1935 , Gent, 1944; - R.D.M. ( Richard De Moor), Oscar Vande Voorde, in : Kunst en Kennis. Koninklijke Vereniging. Jubeluitgave 1895-1952 , Gent, 1952, 81; - G. DE SMET, Gentse Maatschappij voor Goedkope Woningen. Historisch overzicht , Gent, 1954; - L. WYFFELS, De Wereldtentoonstelling te Gent in 1913. Een architektonische evaluatie van het werk van Oscar Van de Voorde , Gent, 1979 (onuitg. licentiaatsverh. UG); - A. CAPITEYN, Gent, in weelde herboren. Wereldtentoonstelling 1913 , Gent, 1988; - A. DEMEY, Oscar Van de Voorde, architect (1871-1938) , Gent, 1997; - A. DEMEY, VOORDE, Oscar Henricus van de, architect, in : Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 16, Brussel, 2002, kol. 841-848.
© Anthony Demey, Stichting Geo Verbanck