Johannes Albert DE BONDT, architect.
Geboren in Gent op 22 augustus 1888 en er overleden op 18 maart 1969. Zoon van François Theodore, timmermansbaas en lijstenmaker (1845-1911) en van Julie Marie Magerman, winkelierster (1853-1929). Vijfde kind uit een gezin van zeven. Eerste huwelijk op 10 juni 1914 met Alice De Coninck (1891-1914); tweede huwelijk op 27 maart 1920 met Emilie Schutyzer (1892-1962). Vader van Albert (uit eerste huwelijk) en van Joris en Gabriella (uit tweede huwelijk).
Na zijn lagere school ging Jan-Albert De Bondt, net als een van zijn oudere broers, werken in de constructiewerkhuizen Carels aan het Dok in Gent, waar machines, spoorwegmaterieel en motoren vervaardigd werden. Ongetwijfeld gestimuleerd door zijn oudere broers Ferdinand en Achilles (die later architect in Schaarbeek zou worden), schreef hij zich in 1906 in aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent, voor de cursus bouwkunde. Gedurende nagenoeg zijn hele opleiding zat hij in de atelierklas van Oscar Van de Voorde, bij wie hij na zijn laatste jaar ook stage liep op de bouwwerf van de Wereldtentoonstelling van 1913. De Bondt verwierf zijn diploma van bouwmeester in 1912. Intussen vervulde hij reeds sedert 1908 zijn legerdienst, maar als student-soldaat genoot hij van een gunstregime waardoor hij enkel moest overnachten in de kazerne en overdag kon studeren en werken.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd hij ingelijfd in het 25ste linie-regiment en reeds op 19 augustus 1914 viel hij bij de belegering van Leuven, als gewond soldaat in handen van de Duitse bezetter. Na een eerste verzorging in het militair ziekenhuis in Leuven werd hij op 31 augustus overgebracht naar het Bruderkrankenhaus in Dortmund, vanwaar hij op 28 september werd getransfereerd naar het krijgsgevangenenkamp van Soltau. In 1915 kreeg hij daar de leiding van een Internationale Tentoonstelling met werken van gevangenen uit verschillende kampen, een tentoonstelling die veel succes kende en zelfs weerklank vond in de Belgische pers. In 1916 nam hij deel aan een wedstrijd voor de oprichting van een grafmonument voor Belgen gestorven in het kamp van Soltau. Samen met zijn naamgenoot, Gerard De Bondt, eveneens oud-leerling van de Gentse Academie, werd hij bij de eerste vijf gerangschikt. Daarna werd hij overgebracht naar het krijgsgevangenenkamp van Göttingen waar hij tot in 1917 bleef. In beide kampen maakte hij talrijke, sombere schetsen en tekeningen van figuren en gebouwen. In 1918 werd hij naar Kassel overgeplaatst, waar hij onder de hoede kwam van stadsarchitect J. Walpert. Hij werd zwaar ziek en kon zodoende pas geruime tijd na de wapenstilstand, totaal uitgeput, in 1919 naar België terugkeren, waar hij als weduwnaar met een klein kind opnieuw zijn intrek nam in het ouderlijk huis aan de Molenaarsstraat.
Uit mondelinge bron is geweten dat De Bondt in die periode als architect heeft meegewerkt aan wederopbouwprojecten in West-Vlaanderen. Tussen de officiële opdrachten door zou hij op de fiets in die streek hebben rondgereden en de boeren hebben geholpen bij de heropbouw van hun geteisterde boerderijen door daarvoor ter plekke de nodige schetsen op papier te zetten.
Bij het begin van 1920 kreeg hij van de samenwerkende vennootschap Uilenspiegel-Elckerlyc de opdracht het 19de-eeuws pand aan de Korte Kruisstraat in Gent te verbouwen en uit te breiden met een toneelzaal en een foyer. Dat jaar kreeg hij ook de kans deel te nemen aan de Groote Staatsprijskamp van Bouwkunde, beter bekend als de Prijs van Rome. Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren geen wedstrijden gehouden, zodat in 1919, 1920 en 1921 speciaal voor de jonge kunstenaars die de leeftijdsgrens van 30 jaar hadden overschreden maar nog geen 34 jaar waren, een reeks wedstrijden werd ingericht. Het was in die speciale categorie dat De Bondt kon meedoen. Hij slaagde met brio en verwierf de fel begeerde Prijs van Rome. Zijn ontwerp voor een casino met theater en watersportcentrum voor die prijs, alsook de door hem ingerichte feestzaal op de Grote Markt van Ieper vertonen heel duidelijk invloeden van de Weense architectuur van onder meer Otto Wagner, een stijl die door De Bondts leermeester, Oscar Van de Voorde, aangehangen werd.
In 1922 en 1923 kreeg hij verscheidene opdrachten voor restauraties en voor de bouw van woningen. Zo restaureerde en breidde hij de Sint-Audomaruskerk in Booitshoeke (Veurne) uit en bouwde hij een winkelpand aan de Diksmuidestraat in het zwaar geteisterde Ieper. In Gent bouwde hij woningen aan de Gordunakaai, aan de Koningin Fabiolalaan en aan de Antwerpsesteenweg in Sint-Amandsberg. Geen van die werken kan reeds als progressistisch worden aangezien. De cementering aan de gevel refereert nog aan de regionale Duitse architectuur. De inrichting van Apotheek Palfyn aan het W. Wilsonplein in Gent, dateert vermoedelijk eveneens uit die periode.
Op 22 december 1924 werd Jan-Albert De Bondt aangesteld als leraar in het eerste jaar bouwkunde aan de Koninklijke Academie in Gent, naast de vaste ateliertitularis, August Desmet. In 1926 werd hij zelf de vaste titularis van het eerste jaar en jaren later werd hij Oscar Van de Voordes assistent in het zevende jaar vooraleer hem in 1935 als eerste leraar van de afdeling Bouwkunde op te volgen.
Van 1925 af is een evolutie in zijn werk waar te nemen. Aanvankelijk sloot hij stilistisch resoluut aan bij de expressionisten van de Amsterdamse School. Tegelijk onderschreef hij de principes van industriële vormgeving van de Deutsche Werkbund. Van 1930 af evolueerde hij naar de orthogonale, kubistische stijl van de Nederlander W.M. Dudok, ook wel romantisch kubisme genoemd.
In 1925 kreeg De Bondt zijn eerste opdracht van de Handelsbank in Gent. Voor het hoofdgebouw aan de Kalandeberg, een eind-19de-eeuws herenhuis, ontwierp hij een zeshoekige hal met loketten en kofferzaal, afgedekt door een tentvormige koepel. Daarna volgde de bouw van de filialen in Dendermonde (1926) en in Oudenaarde (1927) en de interieuraanpassingen van de filialen in andere steden.
Van een van de klanten van de bank, de nv Verbreyt Gebroeders & C o in Sint-Niklaas, kreeg hij verscheidene opdrachten. Eind 1926 ontwierp hij het nieuwe fabrieksgebouw Mercator, een rechthoekig gebouw van drie bouwlagen onder een plat dak met aan elke zijde gevelhoge glaswanden, z.g. gordijngevels, aansluitend bij de vernieuwende impuls die uitging van de industriële vormgeving van de Deutsche Werkbund. Begin 1927 bouwde hij de villa's van de gebroeders Louis en Leon Verbreyt aan de Nijverheidsstraat en aan de Spoorweglaan in Sint-Niklaas in een uitgesproken expressionistische baksteenstijl. Voor de binneninrichting werkte hij nauw samen met de gerenommeerde Kortrijkse Kunstwerkstede Gebroeders De Coene, die tijdens het interbellum een wereldfaam genoot voor meubelkunst en design. In datzelfde jaar kreeg hij nog verscheidene andere opdrachten in Sint-Niklaas.
Halfweg 1928 kocht hij een bouwperceel op de hoek van de Krijgslaan en de Vaderlandstraat in Gent waarop hij zijn eigen villa bouwde. Ook het huis van de beeldhouwer Leon Sarteel, naast het zijne, is van zijn hand.
In 1930 werd D.B. aangetrokken als hoofdarchitect van de Gentse Elektriciteitsmaatschappij. In die functie bouwde hij woningen voor de meestergasten in de Bomastraat, verbouwde en breidde hij het elektriciteitsstation in die straat uit, bouwde hij nieuwe onderstations aan de Kattenberg, de Jan van Stopenberghestraat en de Gebroeders De Smetstraat en transformatiecabines aan de Peterseliestraat en aan de Johannes Hartmannlaan in Sint-Amandsberg.
Intussen ontwierp De Bondt ook nog privéwoningen, zoals dat voor dokter Frans Daels aan de Sint-Pietersnieuwstraat in Gent en diens buitenverblijf in Knokke, het huis voor zijn neef aan de IJzerlaan in Diksmuide en de ruime villa voor de heer J. Desplanques, directeur van de Genste Elektriciteitsmaatschappij, in Asse. Vooral in die laatste villa is door het spel van balkvormige volumes rond een rechthoekige toren, de invloed van W.M. Dudok duidelijk.
In 1936 vroeg dokter Daels, voorzitter van het IJzerbedevaartcomité, hem een museum met bedevaartshuis te bouwen in Diksmuide, waarvoor hij verscheidene ontwerpen maakte. Ook kreeg hij de opdracht een crypte te bouwen onder de IJzertoren. Meer dan tien jaar vroeger, in 1925, had De Bondt trouwens reeds deelgenomen aan een wedstrijd voor een nieuw IJzergedenkteken in Diksmuide. Hij werd toen tweede, ex aequo met Marc Neerman.
Hetzelfde jaar won hij de wedstrijd voor de oprichting van een monument ter ere van de overleden koning Albert in het Zuidpark in Gent. Domien Ingels maakte het ruiterbeeld; D.B. ontwierp de sokkel.
In 1938 organiseerde de stad Brussel een wedstrijd voor de bouw van een nieuw stationsgebouw voor Brussel-Zuid. Jan-Albert De Bondt zond een project in dat niet werd uitgevoerd maar toch werd gepubliceerd in het tijdschrift L'Emulation.
In september 1939 werd hij aangesteld als dienstdoende directeur van de Koninklijke Academie van Gent en in februari 1941 vastbenoemd als directeur. Hij bleef tijdens de oorlogsjaren op zijn post, tot hij in september 1944, tijdens de epuratie na de bevrijding, beschuldigd werd van collaboratie met de Duitse bezetter en in november 1946 uit zijn ambt werd ontzet. Hij werd ervan beschuldigd te hebben bemiddeld bij het zenden van studenten naar het Oostfront en een Duitser een lezing over architectuur te hebben laten geven aan de Academie. Na een langdurige procedure en talrijke verweerschriften werd De Bondt uiteindelijk vrijgesproken door het militair gerecht en kreeg hij zijn burgerrechten terug, maar zijn afzetting als directeur met inhouding van zijn wedde werd nooit ongedaan gemaakt. Die financieel benarde situatie noopte hem in 1948 een deel van zijn woning te verkopen, waardoor hij zijn tekenkamer verloor. Na de Tweede Wereldoorlog zou hij nog slechts enkele gebouwen ontwerpen. Ontgoocheld door de onrechtvaardige loop van zijn carrière, vernietigde hij in 1965 zo goed als al zijn voorontwerpen en originele plannen en tekeningen.
Van Jan-Albert De Bondt is een maskerkop in familiebezit bewaard, gemaakt door Geo Verbanck.
Bronnen & literatuur:
STADSARCHIEF DENDERMONDE, bouwaanvragen; STADSARCHIEF GENT, bouwaanvragen; Archief P. Kluyskens; Archief Koninklijke Academie voor Schone Kunsten; STAD GENT, Archief dienst Bevolking; STADSARCHIEF OUDENAARDE, bouwaanvragen; STADSARCHIEF SINT-NIKLAAS, bevolkingsregisters en bouwaanvragen; Ter herinnering aan het tienjarig bestaan der Handelsbank naaml. vennootschap, Gent, 1918-1928, Gent, s.a. [1928]; P.-L. FLOUQUET, De Bondt ou du romantisme à l'architecture industrielle, in : Bâtir , nr. 26, Brussel, 1935; P.-L. FLOUQUET, L'architecture industrielle expressive, les sous-stations électriques de J.Alb. De Bondt, in : Bâtir, nr. 47, Brussel, 1936; Présentation des Membres. Universalité et continuité de l'esprit moderne. 63 Monographies d'hier et d'aujourdhui, de Belgique et d'ailleurs : De Bondt J. Albert, in : La Cité , Brussel, s.a. [na 1937], 60; Concours public d'architecture et d'urbanisme pour l'aménagement de la Station de Bruxelles-Midi et de ses abords : projet de l'architecte Albert De Bondt, in : L'Emulation, jg. 58, nr. 2, Brussel, 1938, 34; M. CULOT, F. TERLINDEN, Antoine Pompe et l'effort moderne en Belgique , Elsene, 1969, 112; T. VAN HAUWERMEIREN, Eigen woning van arch. J. De Bondt, Gent, 1929, Schaarbeek, 1976 (onuitg. eindverh. Hoger Architectuurinstituut Sint-Lucas); F. VANNESTE, Architectuur in Gent tussen 1920 en 1935 in het licht van de buitenlandse tendenzen, Gent, 1976 (onuitg. eindverh. Hoger Architectuurinstituut Sint-Lucas, 29-31); T. VAN HAUWERMEIREN, Jan De Bondt, eigen woning, Krijgslaan 122, Gent, in : Architectuur te Gent : analyses , Gent, 1978, 29-31; Y. DE SMET, N. POULAIN, Van kromme tot rechte. Architektuur en toegepaste kunsten in Oost-Vlaanderen van 1920 tot 1940, Gent, 1979, passim; A. DEMEY, Art deco-architectuur in Sint-Niklaas, in : Art deco , tentoonstellingscatalogus, Sint-Niklaas, 1980, 126, 130-131; A. DEMEY, M. DUBOIS, N. POULAIN, Interbellumarchitectuur in Oost-Vlaanderen, Gent, 1990, 16; C. DE BRABANDERE, De villa Louis Verbreyt, in : Archivaria, jg. 1, nr. 1, Sint-Niklaas, 1992; F. DUJARDIN, J.A. De Bondt (1888-1969). Monografie over een architect en zijn werk, Gent, 1994 (onuitg. licentiaatsverh. UG); N. POULAIN, Villa De Bondt, Krijgslaan 124, Gent , Gent, Interbellum-interieurbezoek 40, 1994; A. DEMEY, Voormalige breigoedfabriek nv Mercator, Nijverheidsstraat 33, Sint-Niklaas, Gent, Interbellum-interieurbezoek 42, 1994; A. DEMEY, Villa Louis Verbreyt, Nijverheidsstraat 50, Sint-Niklaas, Gent, Interbellum-interieurbezoek 43, 1994; A. DEMEY, Villa Leon Verbreyt, Spoorweglaan 36-36b, Sint-Niklaas, Gent, Interbellum-interieurbezoek 44, 1994; L. MEGANCK, N. POULAIN, A. DEMEY, Het Miljoenenkwartier, een Gentse woonwijk uit het interbellum, Gent, 1995; F. DUJARDIN, J.A. De Bondt : een Gents architect uit het interbellum, in : De Woonstede door de eeuwen heen, nr. 111, Brussel, 1996, 11-21; A. DEMEY, De Verbreytsite in Sint-Niklaas, opmerkelijke interbellumarchitectuur van Jan-Albert De Bondt (1888-1969), Sint-Niklaas, 1997; A. DEMEY, Art deco in Sint-Niklaas, Gent, 1998, 38-44; A. DEMEY, Bauten von Jan-Albert De Bondt in Sint-Niklaas aus der Zeit zwischen den beiden Weltkriegen, in : Jahrbuch für Hausforschung, Marburg, 1998; A. DEMEY, BONDT, Johannes Albert de, architect, in : Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 16, Brussel, 2002, kol. 116-121.
© Anthony Demey, Stichting Geo Verbanck